+ + Oude Testament + Deuterocanonieke boeken + Nieuwe Testament
1 Tessalonicenzen
1 2 3 4 5 66 %
1Tes. 1
1:1 Paulus 1) en Silvanus en Timotheüs
aan de gemeente van 2) Tessalonicenzen 3),
in eenheid met 4) God de Vader en de Heer Jezus Christus:
genade voor jullie en vrede.

2 Wij danken deze 5) God altijd om jullie allen,
als 6) wij jullie in gedachtenis brengen 7) in onze gebeden, onophoudelijk,
3 als wij van jullie gedenken
- het werk van het geloof,
de inzet van de liefde,
de volharding van de hoop op 8) onze Heer Jezus Christus 9) -
voor onze God en Vader 10),
4 als wij weten, broeders-en-zusters door deze God bemind,
van jullie uitverkiezing.
5=Want ons evangelie kwam 11) niet bij jullie
alleen in 12) woorden,
maar ook in kracht
en in heilige geest
en door volle overtuiging 13)
zoals jullie wel weten
hoe wij geworden 14) zijn bij jullie – door jullie...
6 Juist jullie 15) zijn navolgers van ons geworden
– en van de Heer -,
toen jullie het woord aannamen in veel verdrukking
met de vreugde van de heilige geest,
7 zodat jullie een model geworden zijn
voor alle gelovigen in Macedonië en in Achaje.
8 Want van jullie uit heeft het woord van de Heer geklonken 16),
niet alleen in Macedonië en in Achaje,
maar in elke plaats 17) is jullie geloof,
dat op deze God gericht is 18),
uitgegaan,
zodat het niet nodig is
dat wij daarvan spreken.
9 Want zij zelf 19) berichten over ons
hoezeer wij toegang hadden tot jullie,
en hoe jullie je toegekeerd hebben naar deze God,
weg van de afgoden,
om een 20) levende en ware God te dienen
10 en om zijn zoon te verwachten uit de hemelen –
hem die Hij opwekte uit de doden 21),
Jezus, die ons redt uit 22) de komende woede.

1vertaling van Harry Pals
2lidwoord ontbreekt; bewust?
3de NBV heeft kennelijk een grondtekst met ‘Tessalonica’...
4zo Naardense Bijbel; Gerda wees mij erop dat de Nieuwe Wereld Vertaling heeft 'in eendracht met'
5lidwoord
6vorm: na het hoofdwerkwoord ‘danken’ volgen 3 participia: ‘doend’, ‘gedenkend’ en ‘wetend’, en dan een bijzin met ‘want’
7NBV slap ‘noemen’
8waarom voegt de NBV in: ‘de komst van’?
9de vorm van de 3 bijstellingen is ontleend aan de vertaling van Thom Naastepad in ‘De Eerste Lezing’ 7
10vgl. Fil. 3 , 13 voor de finale duiding (Gerda van Deelen verwijst hiervoor naar BDAG, hoewel (schrijft ze) "ik mij pijnlijk bewust ben van de lunguïstische vooronderstellingen van dit lexicon")
11lett. ‘geschiedde’, ‘werd’ (herhaald aan het slot van dit vers en het begin van vs. 6 en vs. 7, ik zie helaas geen kans dit concordant te vertalen)
12de NBV voegt in ‘onze’
13zo Willibrordvertaling
14hoe komt de Willibrordvertaling aan ‘ons ingezet hebben’ en de NBV aan ‘hebben betekend’?
15nadruk
16laat iets van het verklanken klinken, ‘zich verbreiden’ (Willibrordvertaling) is te weinig
17NBV parafraseert ‘ook buiten die gebieden’
18er staat uitdrukkelijk ‘pros’, meer dan ‘geloof in’
19NBV ‘iedereen’
20geen lidwoord
21niet ‘dood’ (NBV en Willibrordvertaling), is te abstract
22ἐκ, dus niet ‘van’